Bassist

Ik was een jaar of 8 toen Marty, met z’n gouden trompet, kwam optreden bij Willem Duys met zijn hit Maanserenade. Dat wou ik ook; trompet spelen en dat gevoel werd alleen maar sterker toen mijn moeder begon over nummers als Il Silenzio. Dus ik mocht rond mijn 9e bij de fanfare in Rooi. Nos Jungit Apollo. Daar kregen we eerst les in noten lezen door Harry van Esch met zijn prachtige handschrift. Hij benoemde de noten steevast als do, re, mi, fa, sol, la, si terwijl hij erbij vertelde dat we die later moesten gaan benoemen als c, d, e, f, g, a, b, c. Hij bedoelde het goed. Toen werden na een paar maanden de instrumenten verstrekt. Terwijl ik de opvolger wou worden van Marty kwam mijn moeder op het idee dat ik saxofoon moest spelen, want dat deed ome Grard ook zo mooi. Het voelde alsof ik zei: “mam mag ik een hond?” Maar ik kreeg een kat. Daar kwam ook nog bij dat ik een sopraansax ik mijn handen kreeg en die leek nog geeneens op een sax. Veel te veel knoppen op die toeter en mijn lange weg als muzikant leek eveneens naar de knoppen te gaan. Toch kreeg ik nog een herkansing op bugel, bariton en trombone maar rond m’n 12e was het voorbij. 

Het zal rond m’n 14e zijn geweest dat ik lid werd van de Brabantband, dat was een trompetter- en jachthoornkorps dat was ontstaan uit de naam Kajotters drumband en die marcheerden nog. Die trompet die ik in handen kreeg had maar 1 ventiel (die overigens nooit gebruikt werd). Dat heb ik een paar jaar volgehouden, tot het moment dat de carnavalsclub (’t Skrothupke) een eigen kapel begon; onder begeleiding van Peer van der Heijden. Daar kreeg ik voor het eerst een echte trompet in handen met 3 ventielen. En binnen een paar maanden speelden we Duitse Schlagers en Onze Ouwe Sint Jan.

Rond mijn 18e ga ik terug naar de fanfare en ik begin op een es-bas en ik kreeg les van Martin (Molly) van de Kamp. Toen vielen dingen op z’n plek. Een bas was helemaal mijn ding. Dat heb ik gedaan tot ik 29 was omdat ik was verhuisd naar Baarle Nassau en van daaruit ging ik trouw naar Rooi voor repetities en concerten maar de afstand was een struikelblok. Ik ben toen gestopt met muziek maken. In 1994 kom ik op het idee om basgitaar te gaan spelen en ik ga eerst een half jaar op gitaarles om het concept gitaar te doorgronden. De latente behoefte van basgitaar was ontstaan bij de uitzendingen van TopPop. Daar zag je hele coole, zelfverzekerde mannen met grote gitaren met 4 knoppen. Dus na een half jaar gitaar maak ik de switch naar basgitaar en ik kreeg les van Jeroen Nieuwstad. Daarvoor reed ik iedere week naar Breda. Jeroen legde mij (onbewust) in 2 lessen de grondbeginselen van harmonieleer uit en toen pas besefte ik dat die tonen die je op een toeter maakt onderdeel zijn van een samenspel wat gebaseerd is op het snappen van akkoorden. Sinds ’94 speel ik basgitaar (het is 2024 als ik dit opschrijf).

De periode in Baarle Nassau eindigt na 10 jaar en in ‘97 verhuizen we terug naar een kampeerboerderij in Rooi omdat ons huis in Schijndel nog niet klaar was. Eind ‘99 was mijn huwelijk ook klaar en het was tijdens de carnaval in Rooi in 2000, dat Peer van der Heijden tegen me zei, gé komt toch ok wir bij NJA? Een week later was ik terug op de repetitie. Er werd een es bas uit het depot gehaald en ik ben weer begonnen. In die tijd heb ik 1 les gehad van Joost van Genugten want die studeerde bastube op het Conservatorium in Tilburg. Carlo Balemans was de dirigent in die tijd. Daar heb ik ‘m leren kennen. 

Af en toe speelde ik ook basgitaar bij de fanfare maar het bleef een beetje pielen in de marge. Dan had ik 3 basgitaren bij tijdens een optreden en die speelde ik afwisselend met de bastuba. Veel spullen is vaak een uiting van onvermogen.

De periode 2000 tot 2008 bij NJA maakt veel los. Gaandeweg wordt mijn spel zuiverder en ik besef dat ik begunstigd ben met een hele mooie toon maar dat ik nooit een virtuoos zal worden die heel veel noten kan spelen. Nu ik dat weet is het mijn kracht. 

In 2007 moest ik tijdelijk stoppen met toeteren omdat ik herstelde van hartfalen. Die periode ga ik aan de slag op slagwerk (als ik niet in het ziekenhuis lig) maar begin 2008 ga ik weer blazen. Peter (mijn jongste) zit ook bij de fanfare en dat is een bijzondere periode. Maar er komt een moment dat de soort muziek me gaat tegenstaan. Concoursnummers lijken wel geschreven om complex te zijn terwijl dat ten koste gaat van muzikaliteit. Complexe muziek vind ik prachtig maar het moet wel kloppen. Daar komt bij dat ik al een jaar bezig was met het stuk Excalibur en dat ging me de keel uithangen. Eerst werd het opgelegd voor het bonds-concours, toen gingen we ermee naar het top concours en uiteindelijk ging ik invallen bij de fanfare in Zijtaard die met hetzelfde stuk op concours gingen. Dit opgeteld bij het feit dat ik na mijn scheiding eerst een periode van 4 jaar in den Bosch heb gewoond, toen een jaar in Rooi en uiteindelijk ben ik eind 2004 verhuisd naar Dommelen. Dus vanuit al die plekken in Oost-Brabant ging ik ongeveer 2 x per week naar Rooi voor de fanfare. In 2008 ben ik gestopt met blazen en ik ging me meer richten op de basgitaar. 

Toen kwam dat ene moment in 2009 toen Edith en ik in Bergeijk bij “de Hofkamer” zaten te eten en die avond werd aangekleed met een gitaar en een contrabas. Is dat niks voor jou zo’n grote bas vroeg Edith. Dat raakte mij in het diepste van mijn ziel. Enerzijds vanuit de stimulans om me muzikaal ergens op te richten anderzijds omdat ik altijd een latente behoefte heb gehad aan zo’n grote bas. Zo’n typisch instrument waarmee je danst. Binnen 2 weken was ik zover dat er een contrabas werd gekocht bij Leon Christiaans in Beek en Donk en bij die koop zaten ook 10 lessen (met strijkstok). Eindelijk thuis, eindelijk een contrabas. Tijdens met periode niet blazen in 2007 was ik een keer op bezoek geweest bij Rinus Raaijmakers in Overpelt. Rinus was bassist bij Gerard van Maasakkers als één van de “Vaste Mannen”. Voor mij was het onderdeel van de zoektocht naar een alternatief voor blazen, voor het geval mijn cardioloog van mening bleef dat die specifieke inspanning en resonantie schadelijk was voor mijn herstel en gezondheid. 

Op het randje 2009-2010 had ik mijn lessen bij Leon op en ben ik les gaan nemen bij Rinus. In die tijd ben ik ook lid geworden van Bigband Nightshift. Te vroeg zei Rinus. Ik had nog te weinig basis om een bigband-rol te spelen op bas. Dat klopte helemaal maar na een paar jaar werd ik beter. Rinus heeft ongeveer het belangrijkste geleerd als muzikant. Het is namelijk geen kwestie van veel noten maken maar het is meer een zoektocht naar mooie noten op het juiste moment. Een week voor zijn, te vroege, sterven heb ik nog een keer les van ‘m gehad en toen is mijn instrument niet uit de tas geweest. We hebben alleen maar gepraat. 

Bigband Nightshift is al genoemd en daar kom ik rond april 2010 terecht en ik moet eerlijk zeggen, ik was er nog niet klaar voor. Het is een kwestie geweest van zwoegen en kansen krijgen (de gunfactor heeft ook een rol gespeeld) maar gaandeweg werd ik een echte bassist. Vol trots kan ik zeggen dat ik full time amateur ben. Dat betekent dat ik het doe omdat ervan hou. 

De contrabas neemt de overhand en de basgitaar krijgt een ondergeschikte rol. Het gebeurde wel eens dat ik dat dingen weken niet aanraakte want iets in mij neigde telkens weer naar die contrabas. Het is de houding denkt ik en het geluid. 

In de tijd bij de bigband passeren een aantal dirigenten de revue. Terwijl in aanhaak wordt de band geleid door Wilfried van de Zande. Die blijft nog een jaar of vijf. Dan zijn er wat omzwervingen met tijdelijke dirigenten (waaronder Rinus) en dan zal het rond 2014 zijn als Joris Minten de leiding neemt. Joris is een fantastische trompettist lichte muziek en het legt vooral nadruk op techniek en dynamiek met hem hebben we ook de Coronatijd overleefd. Na het eerste concert na de quarantaine zegt hij dat hij ermee gaat stoppen bij ons en hij doet de suggestie om met Alex Loiacono verder te gaan. Alex was al een paar keer ingevallen en hij had een andere aanpak dan Joris. Alex gaat over betekenis en je rol in het geheel. Die kleine Italiaan had indruk gemaakt en we waren er snel uit als band en mogelijk hebben er toen een aantal niet beseft wat het gevolg was. Bigband is niet zo zeer een stijl maar meer een opstelling waarmee je een breed scala aan repertoire aankunt, is zijn vaste overtuiging en het effect is voelbaar.

Die contrabas wordt nu stilaan een aanvulling. Het is vooral basgitaar wat de klok slaat maar ik blijuf de combinatie koesteren ook als sjouw ik me soms een ongeluk.

Bassist

Dominant op de achtergrond. Dat geldt ook voor mijn professionele rol.